Moet ik dat allemaal vertellen?

3 min leestijd

Wilt u dat ook weten?
De cliënt kijkt me verbaasd aan. ‘Wilt u dat ook weten?’. Ik leg uit: De wijze van verdeling van de huishoudelijk taken heeft veel invloed op het beweegpatroon. Daarbij is het van belang of hierbij stress wordt ervaren of niet. Hoe zou u uw mentale gezondheid inschatten?’

De cliënt in het middelpunt
Dit is een situatie die geregeld voorkomt in de praktijk. De oefentherapeut Cesar / Mensendieck vraagt vaak uiteenlopende zaken aan u als cliënt. We vragen naar de klacht, hoe lang deze er al is, hoe het voelt en wat het verloop is geweest afgelopen tijd. Maar er is zoveel meer dan alleen de klacht. Er is namelijk de CLIENT. De cliënt staat centraal.  Je hebt je omgeving als in de letterlijke ruimtes waarin je je bevindt, maar ook de dingen waarin je participeert, de rollen die je wilt vervullen (familie, werknemer/-gever, buur, mantelzorger, ouder of vriend), de taken die je wilt doen (hondenopasser, schoonmaken, sporten, kantklossen) en dan daarbij ook nog de gemoedstoestand. Hoe voel je je? En hoe voel je je wanneer je die dingen doet?
Wanneer je deze facetten gebruikt in je behandeling werk je met het Biopsychosociaal model. Als oefentherapeut is het van dag 1 met de paplepel ingegoten om op deze wijze naar mensen te kijken.

Dualistisch model
Vroeger werd er vanuit ene duaal systeem gedacht.  Het dualisme van René Descartes (1596-1650, filosoof) maakte een streng onderscheid tussen lichaam en geest Het lichaam is gebonden en stoffelijk. De geest vrij en onstoffelijk.  Lichaam en geest kan men scheiden en men was ook van mening op deze manier te kunnen behandelen. De connectie tussen lichaam en geest wist Descartes nog niet te doorgronden. Hij dacht te weten dat de hypofyse; de pijnappelklier, voor verbinding stond, maar dat deze werd aangestuurd door God.

Biomedisch Model
In de 16e en 17e eeuw ontstond het Biomedisch model. Hierin wordt ziekte gereduceerd tot biologische processen. Als (para-) medicus is het jouw taak om deze processen weer op gang te krijgen zoals het hoort. Het onderscheid tussen lichaam en geest bestaat hierin nog steeds.

Biopsychosociaal model
Engel (1913-1999) heeft het Biomedisch model uitgebreid in 1977 door er een Biopsychosociaal model van te maken. Dit is het biomedische model waarbij psychologische en sociale aspecten worden toegevoegd omdat ze in waarden worden erkend. Gedrag en omgeving zijn van invloed op het ontstaan van ziekte en gezondheid. En ook ziekte of ziek zijn beïnvloedt het psychologisch welzijn en de sociale relaties. Er kon nu van een holistische benadering worden uitgegaan. De mens in zijn geheel.

De kracht van de oefentherapeut voor jou!
De oefentherapeut Cesar /Mensendieck hanteert dit biopsychosociaal model. Dit vind ik persoonlijk de kracht van de oefentherapeut.  Er zijn weinig (geen) klachten terug te leiden naar het zuiver fysieke (biomedische) gedeelte. Kijk naar het missen van spierkracht bijvoorbeeld.  Wanneer iemand geen tijd kan maken om te oefenen, of iemand nachten lang wakker ligt is het probleem niet meer alleen biologisch. Oftwel… alleen een biologisch probleem komt eigenlijk nooit voor. Daarom willen wij zoveel verschillende dingen weten.

Ik ben benieuwd of jij vindt dat je altijd te veel of te weinig moet vertellen de eerste keer bij een oefentherapeut.

Heb je het idee dat er echt naar jou én jouw klacht wordt gekeken?

Laat het me weten!

 samenv: Bij de oefentherapeut vertel je veel over de klacht, maar juist ook over jezelf. Wij werken vanuit een biopsychosociaal model. Wordt er door jouw therapeut tijdens een intake (anamnese) veel gevraagd??

Geef een reactie